2022 was uitzonderlijk succesvol

Technisch directeur Frederik Broche maakt de eindbalans van twaalf fantastische maanden op

Terugkijken op een sportief werkjaar is tien keer zo leuk als het goed geweest is. In het eerste deel van een uitgebreid gesprek blikt Frederik Broché terug op 2022, een jaar dat met 46 behaalde medailles voor Belgian Cycling een Grand Cru Classé is geweest. Hoe de weg naar de Olympische Spelen in Parijs wordt ingezet kom je in een volgend artikel te weten. Want in de kerstweek is het voor de technisch directeur van de Belgische wielerbond nog even prettig omkijken naar wat onze renners tussen januari en december 2022 overkwam.

De renners die in 2022 de kleuren van Belgian Cycling verdedigden deden het uitstekend.

Frederik Broché: “Dat mag je wel zeggen. We brachten 46 medailles mee naar huis, als we de rekening maken van alle Europese kampioenschappen en WK’s waaraan we de voorbije twaalf maanden deelnamen. Niet enkel het aantal, ook de kwaliteit van de resultaten was uitermate goed. Dat wordt ingeschat op basis van een puntensysteem waarbij een medaille een ‘gewicht’ krijgt: WK gaat boven EK, elite prevaleert op jeugd: dat zijn de maatstaven die worden gehanteerd.  Op die basis kunnen we een correcte inschatting maken van hoe goed zo’n werkjaar is geweest. Ons vorige superjaar was 2018 en traditioneel wegen daarnaast ook de Olympische jaren door, aangezien Olympisch eremetaal zwaar doorweegt in de eindafrekening. Maar zelfs zonder Olympische Spelen kan je nu spreken van een uitzonderlijk succesvol jaar. Er zijn in de tussentijd ook wel wat disciplines bijgekomen… De afvalling op de piste bijvoorbeeld. Dat betekent ook meer kansen. Maar toch…”

Bijna de helft van de medailles wordt door vrouwen behaald. Dat is ook een prettige vaststelling.

“Natuurlijk is dat bemoedigend. Er worden zowel bij de vleugels als binnen de nationale werking extra inspanningen gedaan voor het dameswielrennen, dus het is fijn te merken dat we stappen vooruit zetten. Anderzijds moeten we ook stellen dat het qua medaillegewin vaak over dezelfde atletes gaat: Lotte Kopecky, Shari Bossuyt, Julie Nicolaes, Febe Jooris… Natuurlijk zitten er ook andere namen tussen die lijst, maar al bij al keren dezelfde atleten toch vaak terug. Die vijver vergroten moeten de betrachting blijven.”

Junioren, beloften, elite: alleen die medailles tellen mee?

“Klopt. Dit jaar komt daar ook de medaille bij van het EYOF, het Jeugd Olympisch Festival. Omdat die nieuwelingencompetitie een belangrijke afspraak is onder de vleugels van het BOIC, met een volwaardig Europees deelnemersveld. De gouden medaille in de wegrit van Cedric Keppens kreeg dus ook een plekje in dat totaal van 46.”

We brachten 46 medailles mee naar huis, als we de rekening maken van alle Europese kampioenschappen en WK’s waaraan we de voorbije twaalf maanden deelnamen.
Technisch directeur Frederik Broché

Je hebt voor de start van een werkjaar natuurlijk bepaalde verwachtingen. Dat je medailles behaalt in het veldrijden, bijvoorbeeld. Maar is dat totaal van 46 voor jou een verrassing geweest?

“Toch wel. De grootste voldoening was het WK op de weg in Wollongong. Dat we daar zes medailles zouden behalen, daar hield ik vooraf geen rekening mee. Zilver bij de dames elite, goud bij de heren elite: ik denk dat we er ons te weinig rekenschap van geven hoe straf dat dat is. Komt daar nog bij dat het voor hetzelfde geld twee keer goud was geweest. Voor de rest: op de piste pakken we altijd veel medailles. Dat bewijst dat we daar een goede werking hebben. En je rekent vooraf inderdaad altijd op een aantal keer eremetaal in het veldrijden, dat klopt. We hebben een jaar achter de rug waarin veel dingen net op tijd in de juiste plooi vielen. Was dat niet het geval, dan strandden we misschien op 38 stuks. Maar was het dan slecht geweest? Ook niet. Cijfers zijn nu eenmaal altijd relatief. Maar, tegelijk, het streven moet zijn om het beter te doen. Omdat we in bepaalde disciplines nog een inhaalbeweging moeten maken.”

Aan wat denk je dan?

“BMX en mountainbike zullen nooit bovenaan de medailletabel prijken. Het zijn twee zeer internationale wielertakken die bovendien weinig medailles verdelen Zo zijn er in beide Olympische disciplines twee keer twee titels te winnen op de Spelen: dames elite en heren elite. Dat aantal verdubbelt bijvoorbeeld als je het over het wegwielrennen hebt met de wegrit en de tijdrit. Maar op de piste zijn dat er bijvoorbeeld twaalf, ook over beide seksen verdeeld: ploegenachtervolging, omnium, Madison, sprint, keirin en teamsprint.  Om maar te zeggen: je zit met erg beperkte medaillekansen in het BMX en mountainbike, dus we mogen ons niet blind staren op enkel de cijfertjes. In het mountainbike reden we op internationale confrontaties top-10 met Pierre de Froidmont en Jens Schuermans, maar merken we een veeleer beperkte basis bij jongens en meisjes. In BMX daarentegen beschikken we over een goede jeugdlichting en durven we zeer ambitieus vooruit te kijken. Waar we nog stappen vooruit moeten zetten zijn bijvoorbeeld de sprintdisciplines op de piste en nieuwe, minder traditionele wielertakken.”

Met Gianni Vermeersch is de eerste officiële wereldkampioen gravel een Belg. Hoe zie jij die discipline evolueren in de toekomst?

“De graveldiscipline was in eerste instantie de speeltuin van cylosportieven, met alle respect. Maar nu merken we dat ook professionele renners daarop beginnen inspelen. Maar tegelijk zie ik het nog niet meteen gebeuren dat jeugdrenners zullen kiezen voor die discipline. We zijn nog niet zover dat we een topsportstructuur gaan bouwen rond het ‘gravelen’. Maar in de breedte gezien zit daar echt wel groeipotentieel in. Wordt dat dé nieuwe discipline? Ik weet het niet. Voorlopig situeer ik het ergens tussen veldrijden, mountainbiken en wegwielrennen in. Multitalenten als Wout van Aert en Mathieu van der Poel kunnen daar ook aan hun trekken komen, zeker weten. Het zal me benieuwen welke richting het zal uitgaan.”

Waarom slaagt België erin skaters en snowboarders naar de Olympische Spelen te sturen en blijven freestylers in het BMX achterwege?

“Wat is het alternatief voor bijvoorbeeld skaten? Niks. Maar wie wil fietsen kan kiezen voor een waaier aan mogelijkheden in diverse disciplines. Wie in België in competitieverband wil gaan koersen kiest traditioneel voor andere competitievormen, niet voor freestyle. Dat zit blijkbaar niet in onze genen. We hebben er op dit moment geen middelen voor en focussen ons op meer traditionele disciplines. We willen in eerste instantie nog beter worden in de dingen waarin we nu al goed zijn. Een paar jaar geleden ondernamen we een bescheiden poging ondernomen om iets van de grond te krijgen, maar dat lukt voorlopig niet. En eigenlijk is dat jammer. Dit is echt een blinde vlek voor ons als federatie. Sommige van de  ons omringende landen investeren wél in freestyle, dat klopt. We hoeven ons niet weg te steken achter flauwe excuses, het zal echt inspanningen vergen om ook op dat vlak ooit goed uit de verf te kunnen komen. Maar omdat we met topsport bezig zijn is het als federatie ook onze taak om vooruitgang te blijven maken in de dingen die we wél onder de knie hebben. Dat is ook het topsportbeleid van de overheid: focus op reële kansen op succes. Ik kijk in eerste instantie ook naar de vleugels als het gaat om de ontwikkeling van nieuwe competitievormen. Dat er in Vlaanderen en Wallonië eerst gewerkt wordt aan een breder platform lijkt me logischer. Zonder vijver geen vis.”

Ondanks alle successen van 2022 moeten we opnieuw vaststellen dat het aantal koersende meisjes en vrouwen een heikel punt blijft.

“Het groeit wel een beetje, maar zowel qua aantallen als qua gemiddeld prestatieniveau mikken we hoger. Wat dat betreft hoop ik een beetje op een Lotte Kopecky-effect. Er worden gelukkig wel inspanningen gedaan. Dus dat is alvast hoopvol. We schrikten in het verleden al te vaak meisjes af met de boodschap dat wielrennen een harde mannensport was. Gelukkig wordt er stilaan komaf gemaakt met die perceptie. Natuurlijk is wielrennen niet ongevaarlijk en moet je een doorbijter zijn om het waar te kunnen maken in deze sporttak, maar ik krijg gelukkig steeds meer de indruk dat de fiets ook bij de vrouwen populairder aan het worden is. De trend die we al langer zagen op recreatief niveau lijkt zich voorzichtig over te zetten op de competitieformats, wat op zijn beurt een springplank is richting topsport. We kunnen op EK’s en WK’s nog steeds niet met een supersterke vrouwenploeg uitpakken, dat is juist. Maar als je Nederland en Italië even buiten beschouwing laat: welk land kan dat wel? Je bewijst er onze vrouwen geen dienst mee om ze te vergelijken met Nederland, of om ze in de weegschaal te leggen met het mannenteam dat we naar een kampioenschap uitsturen. Vergeet ook niet dat we als Belgen in de landenranking bij de vrouwen toch bij de beste vijf staan: zo slecht is dat niet. En met vier junioren bij de beste twintig in Wollongong toonden we toch ook dat er talent zit aan te komen. Maar bijvoorbeeld in het veldrijden kan het beter, zeker bij de beloften. De evolutie die we nu zien is dat er vrouwen uit andere sporttakken komen aangewaaid, atletes die meteen bij de betere Belgische rensters gaan behoren. Fleur Moors, Julie Van De Velde, Justine Ghekiere, Julie De Wilde, Nicky Degrendele,…  Misschien zegt dat wel iets over het feit dat onze jeugdopleiding bij de dames in het wielrennen beter kan. Zijn we bij de prille opleiding iets te ‘soft’ met die rensters in de dop? Wie weet. We hebben bij de vrouwen iets minder de natuurlijke selectie die je bij de mannen wél hebt. Onderlinge concurrentie maakt dat jonge gasten daar tot het gaatje moeten gaan om zich te kunnen onderscheiden. In het veldrijden volstaat het jammer genoeg al om in de middenmoot te eindigen en beloond te worden met een contract en materialen. Uiteraard alle respect voor deze dames, maar vanuit een bredere kijk over alle disciplines heen is dit een te comfortabele situatie. Er is te weinig aanleiding voor hen om nóg harder te gaan werken.”

Hoe krijg je hen uit hun comfortzone?

“Door ze geregeld op internationaal vlak uit te spelen, om duidelijk te maken dat ze nog een hele weg moeten afleggen. Je verbetert maar als je tegen de beste tegenstanders uitkomt.  Zo proberen we in andere disciplines zoals piste sprint en BMX renners naar het buitenland te sturen voor specifieke stages in een groep van hoger niveau.Omdat je alleen op die manier kan groeien. Dat proberen we bij de beste jonge vrouwen ook te doen door ze samen op stage te laten gaan, door ze uit te spelen in Nations Cups tegen sterke internationale concurrentie. De meisjes met fysiek talent en de juiste attitude zie je in dergelijke omgeving reuzestappen vooruit zetten.”

De baanwielrenners hebben een groot aandeel in de medailleoogst. Waait daar een nieuwe wind?

“Absoluut. De combinatie Tim Carswell-Kenny De Ketele wérkt. Tim heeft heel veel ervaring en zet als headcoach de lijnen uit , terwijl Kenny zijn extraverte zelf is en zijn recente rennerservaring uitspeelt: het klikt wel. Natuurlijk zijn het in eerste instantie renners die voor prestaties moeten zorgen, maar de tandem Carswell-De Ketele heeft daar ook zijn aandeel in. Carswell ziet ook veel kansen in de groep, hij komt zelf met nieuwe initiatieven voor de pinnen. Zo vond hij het niet kunnen dat een land als België niet aantreedt in de teamsprintnummers. Dus wordt daar onder zijn leiding nu werk van gemaakt. Hij is een man die ons bij de federatie uit onze comfortzone haalt. Dat kan in Parijs al tot mooie prestaties leiden, maar we kijken vooral richting Los Angeles 2028 om met een breder team over de fond en sprint uit te pakken.”

De medailles die bij het brede publiek het best scoren worden door onze eliterenners op de weg behaald. Zijn dat de successen waar je als federatie het minste verdienste aan hebt?

“Die stelling klopt niet helemaal. Want zelfs de supervedetten zijn als jeugdrenner ooit bij de federatie gepasseerd. Ze hebben allemaal stages met bondscoaches achter de rug, maakten deel uit van nationale jeugdteams. Toen ze nog jong en beloftevol waren stonden wij als federatie in voortdurend contact met hun clubs en hun trainers om hun ontwikkeling mee te sturen en adviseren. Zaadjes planten, in de hoop dat er later mooie vruchten te zien zijn: dat is ook de rol van Belgian Cycling. Het zou echter onterecht zijn als je als federatie die pluimen uitsluitend op je eigen hoed gaat steken. De clubs en omkadering waar de renners kansen krijgen vormen de basis van alle succes. Het overgrote deel van de jongeren heeft bovendien niet voldoende talent om door te groeien richting topsport, maar de bagage die ze via onze sport meepikken voor de rest van hun leven is van onschatbare waarde. Dat we niet enkel uitpakken met de vele medailles, maar op de achtergrond ook een belangrijke rol spelen in de vorming van jongeren maakt ons  minstens even trots.”

Tekst: Guy Vermeiren

Related news

Nationale ploegen

NATIONALE SELECTIES: COUPE DE FRANCE & UCI JUNIOR SERIES MTB XCO MARSEILLE

De Sporttechnische Commissie bevestigde de door bondscoach Filip Meirhaeghe geselecteerde renners om deel te nemen aan de Coupe de France & UCI Junior Series MTB XCO in Marseille (Frankrijk), die zullen plaatsvinden van zaterdag 16 maart tot zondag 17 maart 2024: Heren Junioren: Adrien ANCIAUX Mathias DE KEERSMAEKER Ryan LAENEN Alexis LECUIVRE Sverre VAN LEE Sebbe WIJCKMANS Heren U23:  Jarne VANDERSTEEN

Read more
Nationale ploegen

NATIONALE SELECTIES: NATIONS’ CUP PISTE HONGKONG

De Sporttechnische Commissie bevestigde de door de bondscoaches Tim Carswell en Kenny De Ketele geselecteerde renners om deel te nemen aan de Nations’ Cup Piste in Hongkong, die zal plaatsvinden van vrijdag 15 maart tot zondag 17 maart 2024: DAMES: SPRINT: Nicky DEGRENDELE HEREN: FOND: Thibaut BERNARD Jules HESTERS Renzo RAES Milan VAN DEN HAUTE Yoran VAN GUCHT PROGRAMMA: DAMES: 16.03.2024 – Sprint 17.03.2024 – Keirin HEREN: 15.03.2024 – Ploegenachtervolging 15.03.2024 – Afvalling 16.03.2024 – Omnium 17.03.2024 – Ploegkoers

Read more